XXX
Sedert 12 juli de voorbije zomer, kan de Afdeling Handhaving van het Departement Omgeving milieumisdrijven bestuurlijk beboeten met uitstel van tenuitvoerlegging.
Sedert 12 juli de voorbije zomer, kan de Afdeling Handhaving van het Departement Omgeving milieumisdrijven bestuurlijk beboeten met uitstel van tenuitvoerlegging. Op die dag trad een aanvulling van artikel 16.4.29 DABM in werking, die hierin voorziet. De wijziging werd doorgevoerd door artikel 31 van het decreet van 8 juni 2018 ‘houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009’, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 juli 2018.
De nieuwe paragraaf 2 van artikel 16.4.29 DABM bepaalt onder meer het volgende: “De bestuurlijke geldboete kan geheel of gedeeltelijk worden opgelegd met uitstel van tenuitvoerlegging. … Het uitstel geldt voor een proefperiode die niet minder dan een jaar en niet meer dan drie jaar mag bedragen. De proefperiode gaat in vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een bestuurlijke geldboete. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als gedurende de proeftijd een nieuw milieumisdrijf of een nieuwe milieu-inbreuk wordt gepleegd, die leidt tot een veroordeling tot een straf of het opleggen van een bestuurlijke geldboete.”
Wat de alternatieve bestuurlijke geldboeten aangaat, die milieumisdrijven afstraffen, is aldus een ongrondwettigheid weggewerkt die het bestuurlijke beboetingsstelsel van Titel XVI DABM al te lang heeft ontsierd. Inderdaad: reeds in 2004 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat een alternatief bestuurlijke beboetingsstelsel waarin geen mogelijkheid tot beboeting onder uitstel is voorzien het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod schendt (GwH nr. 105/2004 van 16 juni 2004). Dit standpunt is bij herhaling bevestigd en geldt sedert jaren als volstrekt gevestigde rechtspraak. Titel VI VCRO is op dit punt correcter uitgewerkt: van meet af aan voorzag zijn artikel 6.2.7, §2 in de mogelijkheid tot bestuurlijke beboeting onder uitstel. Vreemd genoeg kan zulks in het kader van de VCRO enkel “op vraag van de overtreder”; onder artikel 16.2.29, 62 DABM kan het uitstel ook ambtshalve worden verleend.
De nieuwe bestraffingsmodaliteit werkt niet enkel een ongrondwettigheid weg. Zij houdt tevens een verrijking in van het gedragrichtende potentieel van de bestuurlijke geldboeten. Het uitstel bewerkstelligt immers individuele preventie. Een bestuurlijke geldboete die deels effectief en deels onder uitstel is uitgesproken, vermag het een strenge bestraffing (een hoog effectief deel) met een sterke individuele preventie (een hoog deel onder uitstel) te combineren. Deze benadering is geschikt voor hardleerse overtreders. Het is ook mogelijk het uitstel als uiting van mildheid te gebruiken, door het effectieve deel klein of onbestaande te houden.
Een goede werking van de bestuurlijke beboeting onder uitstel vergt een degelijke registratie van de bestuurlijke beboetingsbesluiten en de mogelijkheid om strafrechtelijke uitspraken te kennen. Nu de strafrechtspraak van de rechtsbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep geen stelselmatige publicatie kent, rijst de vraag hoe een en ander in de praktijk zal verlopen.
Verwante expertise: Leefmilieu, Overheidsbeleid en juridische teksten