COP21-overeenkomst
Op 21 december 2015 hebben de 195 landen die op de COP21 werden vertegenwoordigd een historische overeenkomst over het klimaat van onze planeet aangenomen. Zelfs de meest sceptische waarnemers zijn van mening dat dit een grote stap voorwaarts is.
Deze overeenkomst is een aanvullend protocol bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering (Klimaatverdrag).
De overeenkomst van Parijs heeft dus de waarde van een verdrag maar beschikt over geen enkel afdwingings- of sanctiemechanisme voor de landen die hun verbintenissen niet zouden naleven, terwijl het protocol van Kyoto (1997, in werking getreden in 2005) dit wel voorzag. Het betreft geen “soft law” maar een werkelijk verdrag dat het voorwerp zal moeten uitmaken van een bekrachtiging (wettelijke bekrachtiging voor België), een goedkeuring, of nog, een toetreding vanaf 22 april 2016 door minstens 55 landen die minstens 55% van de wereldwijde uitstoot vertegenwoordigen. De partijen worden verzocht om hun eerste bijdrage op nationaal niveau mee te delen, en dit uiterlijk op het ogenblik waarop ze hun respectievelijke ratificatie-, goedkeurings- of toetredingsinstrumenten neerleggen.
De belangrijkste doelstellingen van de overeenkomst kunnen als volgt worden samengevat:
- De doelstelling van 1,5°C. Voor het eerst in de geschiedenis van de COPs vermeldt de preambule van de overeenkomst de langetermijndoelstelling om de “stijging van de gemiddelde temperaturen te beperken tot 1,5°C”, zelfs indien de aanvankelijke ambitie was om de stijging onder de 2° houden;
- De aanpassing. Het betreft de steun van de “rijke” landen aan de landen die het meest worden getroffen om hun weerbaarheid tegen de klimaatverandering op te bouwen. Er wordt een volledig artikel gewijd aan de verplichtingen van de ontwikkelde landen. Deze verplichtingen zijn vooreerst van financiële aard. De overeenkomst benadrukt inderdaad dat een deel van het groene fonds (vanaf 2020 jaarlijks 100 miljard USD) hiervoor ter beschikking moet worden gesteld;
- Het financiële luik. De tekst voorziet enkel een eventuele stijging van de bedragen die aan de arme landen worden gestort, waardoor de in 2009 beloofde 100 miljard eenvoudigweg een “ondergrens” wordt. De rijke landen zouden deze “ondergrens” kunnen verhogen, maar zijn daartoe niet verplicht;
- De herziening van de verplichtingen. De beloften in verband met het beperken van de uitstoot van de partijen bij de overeenkomst die in de aanloop naar de COP21 werden opgesteld volstaan niet om de aardopwarming tegen 2100 onder 2°C te houden. Men moest dus een mechanisme voorzien om hieraan tegemoet te komen. De tekst werkt een systeem uit van periodieke herziening van de verplichtingen (om de 5 jaar).
In de preambule van de overeenkomst merken we vooral op dat de partijen het belang erkennen van het behoud en, in voorkomend geval, de versterking van de putten en reservoirs van broeikasgassen die door de Overeenkomst worden beoogd en dat zij stellen dat er moet worden gewaakt over alle ecosystemen, met inbegrip van de oceanen, en dat de biodiversiteit die door bepaald culturen wordt erkend als Moeder Aarde, wordt beschermd. Ten slotte benadrukken de partijen het belang van de “klimaatrechtvaardigheid”.
Verwante expertise: Energie, Leefmilieu, Mobiliteit