De toekomst van de advocatuur
De minister van Justitie stelde onlangs twee rapporteurs aan, die in grote lijnen de toekomst van de advocatuur moeten uittekenen.
Op 27 februari dienden zij hun verslag in. Wat kunnen we daarover zeggen? Om een veelgebruikte uitdrukking in de mond te nemen: het is beter dan niets. Begrijp me niet verkeerd – ik heb het grootste respect voor de twee confraters die deze zware taak op zich hebben genomen. Wat me vooral opvalt, is de onwankelbare overtuiging dat hervormingen in de wereld van de advocatuur onmogelijk zijn zonder een sterk en autoritair initiatief. Het initiatief van de minister die de opdracht heeft gegeven tot deze hervorming. En hoe zal die advocaat van de eenentwintigste eeuw er dan wel uitzien? Digitaal, natuurlijk! Dat is de revolutie die ons wordt voorgespiegeld. De advocaat van de toekomst is geen jurist meer, maar een 'expert in datamanagement met een juridische impact'. De universitaire studie in de rechten wordt een beroepsopleiding. We willen toch dat alle afgestudeerde advocaten meteen inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt? En voor ze de eerste stappen zetten in hun werkveld, is het de taak van de universiteit om (deels) in een stage te voorzien. De advocatenkantoren hebben immers de tijd niet meer om nieuwe advocaten op te leiden, zo wordt ons verteld. Dat komt vooral omdat ze geen advocaten meer wíllen opleiden: het brengt immers niets op. Dus wat doen ze? Het klassieke liedje: ze schuiven die taak af op de gemeenschap. Volgens de experts is het mogelijk om in drie jaar af te studeren in de rechten. De resterende twee jaar kan de jonge advocaat dan gebruiken om zich voor te bereiden op zijn eerste stappen in de advocatuur – met alle keiharde concurrentie die daarbij komt kijken. Natuurlijk kunnen we de rechtenstudie inkorten tot drie jaar – al die algemene vakken aan de universiteit, dat is toch pure tijdverspilling? Wat heeft een doodgewone advocaat daar nu aan? Artificiële intelligentie, kijk, dát is de toekomst. Meer heb je als moderne advocaat niet nodig.
En hier blijkt dat de waarde van dit rapport vooral ligt in wat er niet in staat. Nergens vragen de experts zich af wat de rol is van de advocaat in onze huidige maatschappij, en hoe die rol in de komende decennia zal veranderen. Het rapport pretendeert de waarheid in pacht te hebben over de advocatuur van de toekomst, maar op geen enkel moment staan de auteurs stil bij de vraag wat het in feite betekent om advocaat te zijn, vandaag én morgen. Een knap staaltje werk! En welke plaats bekleedt het recht in samenlevingen waar de rechtsstaat steeds meer onder druk komt te staan? Daar wordt al evenmin met een woord over gerept.
De advocaat van morgen moet met een open blik naar de wereld kijken. Hij moet solidair zijn, en intellectueel toegerust om ieder aspect van de maatschappij te begrijpen. Een maatschappij die – dat is wel duidelijk – de littekens draagt van een onaanvaardbaar economisch systeem, met een eindeloze reeks dramatische effecten tot gevolg. De advocaat van morgen is niet alleen advocaat, maar ook filosoof, socioloog, psycholoog, antropoloog, econoom, en nog veel meer. Kortom, we mogen hem een humanist noemen. Het mag hem niet ontbreken aan moed. Om de woorden van filosofe Cynthia Fleury te gebruiken: hij zal deze 'ethiek van de dapperheid' inzetten als een wapen in de strijd tegen de democratische entropie, gekenmerkt door de groeiende kloof tussen principes en praktijk. Maar … waar zal hij dat alles leren? Tijdens mijn eerste jaren aan de universiteit las ik over 'de andersheid' van Emmanuel Levinas. Via Heidegger en Sartre leerde ik over het existentialisme of het vermogen om te filosoferen vanuit het eigen 'zijn' en de eigen ervaringen. Freud leerde me dan weer het onderscheid te maken tussen de principes van genot en de werkelijkheid. En in het vak sociologie bestudeerden we de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten. Maar vandaag is het precies omgekeerd: er wordt van ons verwacht dat we ons opsluiten in een technocratische, concurrerende, eendimensionale wereld. Een wereld die onze eigen wereld onherroepelijk te gronde richt. Een wereld die zich geen vragen stelt bij de huidige situatie, of bij de verwachtingen die aan ons worden gesteld. We zijn geen haar beter dan de advocatenkantoren die de advocatuur omlaaghalen en omvormen tot een geoptimaliseerd en kosteneffectief bedrijfsmodel. De praktijken van dergelijke kantoren zijn de échte bedreiging van ons beroep. Zij maken geen onderscheid. Voor hen zijn advocaten simpelweg leveranciers, handelaren zoals er zoveel zijn.
Mogen we dan geen andere dromen koesteren? Zou het niet mooi zijn om als advocaat bij te dragen aan een betere 'samen-leving'? Zou het niet geweldig zijn als alle advocaten deze missie omarmden? Waarom moet er een onderscheid bestaan tussen gegoede advocaten die alleen gegoede cliënten bijstaan, en advocaten voor de armen, die zelf ook arm zijn? Zullen we er dan nooit in slagen om die summa divisio op te lossen? Kunnen we niet dromen dat we tegen de stroom in roeien? In plaats van ieder van ons dezelfde visie op te leggen, kunnen we misschien beter aan alle advocaten leren wat burgerschap en plichtsbesef is. En hoe kunnen we dat beter doen dan door jonge advocaten op te leiden? Door tijd en aandacht te geven aan rechtzoekenden die geen geld hebben, die dakloos zijn, die ten prooi zijn gevallen aan de tragedies van onze maatschappij? Betekent dit dat de balies ons geen nieuwe technologische instrumenten ter beschikking moeten stellen? Geenszins. Maar ik kan een glimlach niet onderdrukken bij het lezen van al die dringende adviezen om toch maar vooral te moderniseren, terwijl de balie nu al haar handen vol heeft met initiatieven.
Advocaten blijven verdedigers, wat de twee rapporteurs en de minister daar ook van mogen vinden. En precies daarin schuilt hun kracht: zonder verdedigers kan de maatschappij niet bestaan. Daarnaast zijn advocaten nu ook al raadslieden en strategische gidsen. En die taken zullen ze in steeds toenemende mate gaan vervullen – maar alleen op voorwaarde dat ze hun humanistische visie kunnen behouden, en niet hersendood worden gemaakt door de wetten van de markt. Alleen op voorwaarde dat de samenwerking die de advocaat aangaat met zijn cliënt niet wordt tenietgedaan door de anonimisering van de concurrentie. Tot slot rest me nog de vaststelling dat de toekomst van de advocatuur nauw verbonden is met de toekomst van justitie. In de afgelopen twintig jaar is justitie steeds meer een holle frase geworden, en daar zijn alle politieke partijen schuldig aan. De twee experts van de minister gaan uit van het idee dat de toekomst niet moet worden gezocht in gerechtelijke procedures. En daar hebben ze gelijk in. De huidige staat van het justitiesysteem schrikt rechtzoekenden af. Maar kan zo gerechtigheid geschieden? Eén ding is zeker: het gebrek aan middelen plaveit de weg naar straffeloosheid en ondermijnt de rechtsstaat. En daarmee ook de advocatuur.
Verwante expertise: EQUAL dag na dag