Effectenbeoordelingsrichtlijn: het Hooggerechtshof van het Verenigd Koninkrijk doet uitspraak over het opnemen van emissies in verband met de bouw van projecten voor fossiele brandstoffen
Op 20 juni 2024 oordeelde het Britse Hooggerechtshof dat bij het toestaan van nieuwe projecten voor fossiele brandstoffen niet alleen rekening moet worden gehouden met de directe emissies die gepaard gaan, maar ook met de verbrandingsemissies.
Het provinciebestuur van Surrey verleende in 2019 toestemming aan het bedrijf Horse Dill Developments Limited om hun huidig terrein voor ruwe olie uit te breiden met vier nieuwe olieputten. Om deze toestemming te verkrijgen, verstrekte het bedrijf een beoordeling van de directe broeikasgassen die gepaard gaan met de bouw van het project. De rechtbank beoordeelden echter niet de emissies die zouden worden geproduceerd door het eindproduct, het verbranden van de opgeboorde olie.
Klimaatactiviste Sarah Fincher bracht deze zaak voor de High Court of Justice met de juridische vraag of de broeikasgassen bij het eindgebruik moeten worden meegenomen bij het verlenen van toestemming aan bedrijven, of dat de directe emissies volstaan. De eiseres stelt dat de verleende toestemming de Richtlijn 92/2011/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten heeft geschonden door te bepalen dat verbruiksgerelateerde emissies bij de beoordeling van een dergelijke uitbreiding buiten beschouwing kunnen worden gelaten, omdat de emissies die door het eindproduct worden geproduceerd, moeten worden meegerekend.
Het Hooggerechtshof deed uitspraak over deze belangrijke vraag op 20 juni 2024. Het oordeelde dat de gevolgen van het gebruik van de fossiele brandstof die in deze projecten wordt geproduceerd, moeten worden beoordeeld voordat een vergunning kan worden verleend. De richtlijn vermeldt "identifie, décrit et évalue de manière appropriée les incidences directes et indirectes d'un projet", en de rechtbank oordeelde dat het gebruik van die fossiele brandstoffen deel uitmaakt van die effecten. De causaliteit tussen de winning van de olie en de latere verbranding ervan kan niet worden ontkend.
Aangezien er in het Verenigd Koninkrijk meer zaken lopen over deze juridische kwestie (zoals tegen de nieuwe kolenmijn in Whitehaven en nieuwe olie- en gasvelden in de Noordzee), versterkt deze beslissing van het Hooggerechtshof de zaken die door andere klimaatactivisten worden aangespannen.
Om meer te lezen:
Het arrest : https://www.supremecourt.uk/cases/docs/uksc-2022-0064-judgment.pdf
Het persbericht : https://www.supremecourt.uk/cases/docs/uksc-2022-0064-press-summary.pdf
Manon Quinet, student aan de U Antwerpen
Verwante expertise: Energie, Leefmilieu, Vastgoed en stadsplanning