Een verruimde onderzoeksplicht voor potentieel historisch verontreinigde gronden in Vlaanderen - Gadel Lot -  CC by 2.0
Photo: Gadel Lot - CC by 2.0

- door Equal team

Een verruimde onderzoeksplicht voor potentieel historisch verontreinigde gronden in Vlaanderen

Een nieuwe onderzoeksplicht werd toegevoegd aan het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 met ingang van 12 februari 2018.

Het gaat meer bepaald om een eenmalige verplichting tot oriënterend bodemonderzoek ('OBO') voor nog niet onderzochte gronden met potentieel historische bodemverontreiniging aangezien tegen 2036 de sanering van alle historische bodemverontreiniging moet zijn opgestart of afgerond.

Er wordt voorzien in een gefaseerde uitvoering. Het OBO moet worden uitgevoerd in geval van:

  • Vroegere risico-inrichtingen waarvan minstens één met kenletter B waarvan de exploitatie begonnen is vóór 29 oktober 1995
    vóór 31 december 2021
    Door de eigenaar
  • Vroegere risico-inrichtingen met allemaal kenletter A of minstens één kenletter A en geen enkele kenletter B waarvan de exploitatie begonnen is vóór 29 oktober 1995
    vóór 31 december 2023
    Door de eigenaar
  • Vroegere risico-inrichtingen met enkel kenletter O waarvan de exploitatie begonnen is vóór 29 oktober 1995
    vóór 31 januari 2027
    Door de eigenaar
  • Bestaande risico-inrichtingen van categorie O die reeds in exploitatie zijn van vóór 29 oktober 1995 en geen periodieke onderzoeksplicht hebben
    vóór 31 januari 2027
    Door de exploitant
  • Vroegere risico-inrichtingen van categorie A, B of O waarvan de exploitatie begonnen is vóór 29 oktober 1995 én bestaande risico-inrichtingen van categorie O die reeds in exploitatie zijn van vóór 29 oktober 1995 en geen periodieke onderzoeksplicht hebben
    Als minstens één risico-inrichting categorie B is: vóór 31 december 2021
    Als risico-inrichtingen A en O, maar niet B: vóór 31 december 2023
    Als alleen risico-inrichtingen O: vóór 31 januari 2027
    Door de eigenaar en de exploitant

Vallen niet onder de nieuwe onderzoeksplicht:

  • bestaande risico-inrichtingen van categorie 'A' en 'B' waarvan de exploitatie is aangevat vóór 29 oktober 1995 omdat deze gronden reeds aan een periodieke onderzoeksplicht zijn onderworpen (10-20 jaarlijks) op basis van de bestaande regeling;
  • risico-inrichtingen met kenletter 'O' gestart na 29 oktober 1995: deze gronden zullen onderzocht worden bij overdracht of stopzetting van de risico-inrichting 'O'. Indien bodemverontreiniging wordt aangetroffen, wordt deze verontreiniging als nieuwe bodemverontreiniging beschouwd;
  • voormalige risico-inrichtingen 'O', 'A' of 'B' waarvoor er al een OBO bij de OVAM voorhanden is.

Het is OVAM die de eigenaars en exploitanten via een schrijven op de hoogte brengt van hun nieuwe onderzoeksplicht. OVAM baseert zich hiervoor op de gemeentelijke inventarissen en het grondeninformatieregister.

Er is voorzien in een mogelijkheid tot vrijstelling van de nieuwe OBO-plicht voor particuliere eigenaars. Desgevallend kunnen deze dan overgaan tot overdracht zonder voorafgaande OBO op voorwaarde dat er sedert de vrijstelling geen nieuwe risico-inrichtingen op het terrein werden uitgevoerd.

Zo wordt de eigenaar vrijgesteld van de onderzoeksplicht als de OVAM op grond van de nodige stavingsdocumenten van oordeel is dat cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • hij heeft de risico-inrichting(en) niet geëxploiteerd;
  • de risico-inrichtingen waren niet aanwezig tijdens zijn eigenaarschap;
  • hij heeft de locatie sedert de verwerving alleen aangewend voor particulier gebruik.

De eigenaar moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, zijn aanvraag tot vrijstelling van de onderzoeksplicht bij de OVAM indienen uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de brief van de OVAM waarin wordt gewezen op de onderzoeksplicht.

Als de eigenaar het eigendomsrecht op de risicogrond door vererving heeft verworven, zal gekeken worden of in hoofde van de erflater is voldaan aan de betreffende vrijstellingsvoorwaarden.

In geval van vrijstelling zal de OVAM instaan voor het OBO, hetgeen een belangrijke verschuiving van de onderzoekskosten van particulieren naar de overheid betekent.

Bij de verkoop van een risicogrond zal de verwerver moeten worden geïnformeerd over de vrijstelling van de OBO-plicht aangezien de grond nog het voorwerp zal uitmaken van een bodemonderzoek en de verwerver hiervan (tijdelijk) hinder of beperkingen kan ondervinden.

In het Bodemdecreet wordt niet voorzien in een specifieke regeling die het mogelijk maakt voor de OVAM om na de overdracht alsnog de overdrager aan te spreken in saneringsplicht in geval in een latere fase, na de overdracht, uit het OBO toch bodemverontreiniging blijkt die gelinkt is aan de vroegere overdrager. In dat geval kan de OVAM de kosten van het ambtshalve optreden in het kader van de aansprakelijkheidsregeling proberen terug te vorderen.

Opgelet, de vrijstelling van de nieuwe onderzoeksplicht (OBO) betekent niet automatisch dat betrokkene ook wordt vrijgesteld van de saneringsplicht (beschrijvend bodemonderzoek en bodemsanering). De vrijstellingsvoorwaarden voor de saneringsplicht hebben immers betrekking op vastgestelde bodemverontreiniging terwijl die info in principe niet beschikbaar is vooraleer een OBO is uitgevoerd. Wel is het uiteraard mogelijk dat de OVAM na beoordeling van het OBO oordeelt dat de saneringsplichtige persoon voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van saneringsplicht.

Het Milieuhandhavingsdecreet van 21 december 2007 voorziet in toezicht en sancties. Vooralsnog werd bijlage III van het milieuhandhavingsbesluit (houdende de milieu-inbreuken die zijn gedepenaliseerd) nog niet aangevuld met de nieuwe bodemonderzoeksplicht. Als principe geldt dat wat geen milieu-inbreuk is, een milieumisdrijf uitmaakt.

Verwante expertise: Leefmilieu