XXX
Op 29 juni 2018 verleende de Vlaamse Regering de eerste principiële goedkeuring aan een voorontwerp van decreet houdende een ‘Kaderdecreet bestuurlijke handhaving’ (KBH) (VR 2018 2906 DOC.0670/1).
Op 29 juni 2018 verleende de Vlaamse Regering de eerste principiële goedkeuring aan een voorontwerp van decreet houdende een ‘Kaderdecreet bestuurlijke handhaving’ (KBH) (VR 2018 2906 DOC.0670/1). Op 2 juli heeft de Minister-president het advies aangevraagd van de strategische adviesraden over dat voorontwerp. In augustus en september hebben zij hun adviezen uitgebracht. De Vlaamse Woonraad verleende advies op 6 augustus, de Strategische Adviesraad Ruimtelijke ordening en Onroerend erfgoed (SARO) op 28 augustus, de Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen (SERV) op 3 september, de Strategische Adviesraad voor Landbouw en vissen (SALV) op 4 september, de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) op 11 september, …
Het KBH wil voorzien in een algemeen kader voor de bestuurlijke handhaving van schendingen van Vlaamse regelgeving. Het zou daarbij functioneren als een aanvullend algemeen rechtskader voor de sectorale regelgeving. Tot nu toe is de bestuurlijke handhaving immers per materie geregeld, waarbij een uniforme aanpak zelden de schaal overstijgt van de uniformering gerealiseerd in het milieubeleid (Titel XVI Decreet 1995 Algemene bepalingen milieubeleid) waar één regeling de handhaving van tientallen Europese verordeningen, wetten en decreten en bijbehorende uitvoeringsbepalingen organiseert. Met het KBH komt de Vlaamse Regering tegemoet aan het regeerakkoord en de beleidsnota Regeringsbeleid 2014-2019 en geeft zij invulling aan haar verruimde rol en bevoegdheden inzake bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving sedert de Zesde staatshervorming in 2014. Het huidige voorontwerp behandelt uitsluitend het toezicht, de opsporing, de vervolging en de beboeting. De idee is het in een latere fase aan te vullen met een regeling inzake bestuurlijke maatregelen, gericht op remediërend sanctioneren.
Op zich zijn de bedoelingen van het wetgevende initiatief positief. Naar we kunnen opmaken uit de verleende adviezen, blijkt het voorliggende voorontwerp evenwel verschillende fundamentele vragen op te roepen. We beperken ons hier tot enkele ervan.
- Een onderliggende basisvisie op de kerntaken en complementariteit van de strafrechtelijke en de bestuursrechtelijke handhavingssporen ontbreekt (SERV). Het formuleren van een dergelijke basisvisie is inderdaad zeer belangrijk om de doelmatigheid en proportionaliteit van de tekstvoorstellen te beoordelen. Een voorbeeld? Eén van de ideeën van het KBH blijkt de oprichting te zijn van Vlaamse bestuurlijke parketten die, analoog met de strafrechtelijke werking, binnen het bestuurlijke afhandelingsspoor een tussenstation zouden vormen tussen verbalisanten en beboetingsambtenaren. De ervaring tot op vandaag leert echter dat bestuurlijke beboeting perfect slagvaardig kan werken zonder een dergelijke structuur. De complexiteit van de bestuurlijk bestrafte dossiers vergt ze niet. Tenzij de idee leeft de taakverdeling tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke afhandeling drastisch te wijzigen, is het nut van deze bijkomende structuur volstrekt onduidelijk en wellicht contraproductief want vertragend.
- De waarborgen voor de rechtsbescherming van de burger, in het bijzonder in het stadium van de bestuurlijke opsporing, zijn ontoereikend. De opsporingsbevoegdheden toegekend aan de bestuurlijke opsporingsagenten zouden een disproportionele aantasting inhouden van de rechten van burgers. (SALV, SERV) Dit klinkt zorgwekkend nu het gebruik van deze opsporingsbevoegdheden niet zou gebeuren onder controle van een beroepsmagistraat maar zuiver bestuurlijk zou werken.
- Vragen rijzen aangaande verenigbaarheid van ontworpen bepalingen met grondrechten gewaarborgd door het EVRM, onder meer het Nemo tenetur beginsel (SALV, SERV).
- Tevens blijken zorgen rond uiteenlopende bevoegdheidsrechtelijke aspecten, onder meer t.o.v. de strafvervolging (SERV).
Wordt vervolgd…
Verwante expertise: Leefmilieu, Overheidsbeleid en juridische teksten