Klimaatrechtvaardigheid: de Franse regering moet haar klimaatinactiviteit weerleggen
In een ongeziene beslissing van 19 november jl. heeft de Franse Raad van State Frankrijk drie maanden de tijd gegeven om "te bewijzen dat de reductiekoers uitgezet voor 2030 zal kunnen worden nageleefd".
Met deze krachtige woorden begint het persbericht van de Franse Raad van State: "Voor het eerst moet de Raad van State zich uitspreken over een zaak die betrekking heeft op de naleving van de verbintenissen inzake de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen".
De zaak die tot deze historische beslissing heeft geleid, begon in januari 2019 toen de stad Grande-Synthe in het noorden van het land, en haar voormalige burgmeester, thans Europees parlementslid, naar de Raad van State zijn gestapt met een beroep tegen Frankrijks' "niet-handelen op het gebied van de klimaatverandering". Dit volgde op een weigering van de Franse regering om te reageren op de vraag van de verzoekers om bijkomende maatregelen te nemen met het oog op de naleving van de doelstellingen van het Parijse Klimaatakkoord waarvan we op 12 december de vijfde verjaardag vieren.
Het hoogste rechtscollege oordeelde dat het verzoek van Grande-Synthe – maar niet dat van Damien Carême – ontvankelijk is aangezien de kustgemeente "bijzonder wordt blootgesteld aan de gevolgen van de klimaatverandering" en vooral aan het gevaar van overstromingen.
Wat betreft de juridische werkingssfeer van het UNFCCC en het Parijse klimaatakkoord die door de verzoekers worden ingeroepen, heeft de Franse Raad van State een klassiek indelingsschema toegepast en opgeworpen dat elke ondertekenende Staat, overeenkomstig deze akkoorden, nationale maatregelen dient te nemen om de uitvoering van de akkoorden te waarborgen. In Frankrijk wordt de doelstelling om de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 40% tussen 1990 en 2030 vastgelegd in artikel L. 100-4 van het energiewetboek (code de l'energie). Dit artikel vermeldt uitdrukkelijk de raamovereenkomst van de Verenigde naties inzake klimaatverandering evenals het Parijse klimaatakkoord en beoogt de daadwerkelijke uitvoering van de principes die door die raamovereenkomst en dat klimaatakkoord worden vooropgesteld. Om deze doelstelling tot vermindering effectief te verwezenlijken, voorziet artikel L. 222-1-van het milieuwetboek (code de l'environnement) dat per decreet een nationaal plafond voor de uitstoot van broeikasgassen voor de periode van 2015 tot 2018, en vervolgens voor elke daaropvolgende periode van vijf jaar, moet worden vastgelegd. De rechtbank verduidelijkte dat de doelstellingen die Frankrijk zich hiertoe heeft opgelegd, in het licht van deze akkoorden moeten worden gelezen opdat ze volledige toepassing zouden krijgen in het Franse recht.
De Raad van State merkt op dat, hoewel Frankrijk zich ertoe heeft verbonden om de uitstoot met 40% te verminderen tegen 2030, "het de afgelopen jaren regelmatig de uitstootplafonds die het zich heeft opgelegd heeft overschreden en dat het decreet van 21 april 2020 de belangrijkste inspanningen tot vermindering heeft uitgesteld tot na 2020". Bovendien, alvorens definitief te oordelen over het verzoek, vraagt de rechtbank aan de regering om "binnen een termijn van drie maanden te bewijzen dat haar weigering om bijkomende maatregelen te nemen verenigbaar is met de naleving van de reductiekoers uitgezet om de doelstellingen tegen 2030 te verwezenlijken".
Indien de door de regering aangevoerde bewijzen niet zouden volstaan, zal de Raad van State het verzoek van de gemeente inwilligen en de weigering om bijkomende maatregelen te nemen vernietigen waardoor de voorziene reductiekoers om een vermindering met 40% te halen tegen 2030 zou kunnen worden nageleefd.
Verwante expertise: Leefmilieu