(money) Lost (in translation) ?
Wat moet de bouwheer doen in geval van meerdere rechtstreekse vorderingen van onderaannemers?
Volgens het Belgisch recht kan de onderaannemer de bouwheer aanspreken: dat is bepaald in artikel 1798 van het Burgerlijk wetboek waarin sprake is van de rechtstreekse vordering. Daardoor wordt de (reeds bestaande) vordering van de hoofdaannemer ten aanzien van de bouwheer geblokkeerd zodra de onderaannemer aan de bouwheer heeft gemeld dat hij er gebruik van wil maken. De bouwheer dient de vordering bijgevolg aan de onderaannemer te betalen, en niet aan de hoofdaannemer.
Het gebeurt geregeld dat er in de loop van eenzelfde periode meerdere rechtstreekse vorderingen aan de bouwheer ter kennis worden gebracht. Hoe moet de bouwheer in dat geval het geld verdelen? Hoe bepaalt hij in welke volgorde de verschillende onderaannemers worden betaald?
Conflicten tussen meerdere rechtstreekse vorderingen worden niet uitdrukkelijk geregeld door artikel 1798 van het Burgerlijk wetboek en hierover zijn in de rechtsleer en de rechtspraak uiteenlopende analyses gemaakt.
Volgens bepaalde auteurs moet in geval van meerdere rechtstreekse vorderingen van onderaannemers de anterioriteitsregel worden toegepast. Andere zijn van oordeel dat er in dit geval sprake is van een situatie van samenloop, waardoor het gelijkheidsbeginsel moet worden nageleefd. Daardoor is de bouwheer verplicht om de bedragen evenredig over de onderaannemers te verdelen, zonder rekening te houden met de chronologie van de vorderingen.
In een vonnis van 5 september 2019 (AR 18/741/A) is de rechtbank van eerste aanleg van Namen, afdeling Dinant, van oordeel dat die laatste oplossing om meerdere redenen niet kan worden gekozen. Evenredige verdeling lijkt volgens de rechtbank praktisch niet haalbaar, omdat er geen reglementering bestaat over de procedure die door de bouwheer moet worden gevolgd. Bovendien is de doeltreffendheid van de rechtstreekse vordering zo afhankelijk van de ijver van de bouwheer en de houding van de hoofdaannemer. En tot slot, als bepaalde vorderingen die de 'oorzaak' zijn van de rechtstreekse vordering worden betwist, kan de bouwheer het geld pas verdelen nadat er over alle eventuele vorderingen een beslissing is genomen. De rechtbank is het bijgevolg eens met de analyse van de auteurs die van oordeel zijn dat alleen rechtstreekse vorderingen die echt gelijktijdig plaatsvinden evenredig moeten worden verdeeld.
Wij adviseren bouwheren die met meerdere rechtstreekse vorderingen worden geconfronteerd dan ook om extra voorzichtig te zijn. Als de bouwheer de rechtstreekse vordering fout inschat, moet hij mogelijk dubbel het gelag betalen. Eén oplossing voor de bouwheer zou zijn om de verschuldigde bedragen aan de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening te storten, wat hem volgens artikel 1798, lid 3 van het Burgerlijk wetboek is toegestaan in geval van onenigheid tussen de onderaannemer en de aannemer.
Het uiteindelijke doel is per slot van rekening te betalen wat er verschuldigd is, en alleen dat. Niet om er geld bij in te schieten.
Verwante expertise: Overheidsopdrachten en PPP