Het Grondwettelijk Hof sanctioneert de toezichtsbevoegdheid van Net Brussel voor de ophaling van niet-huishoudelijk afval

Met die Ordonnantie besliste het Brussels Hoofdstedelijk Parlement dat houders van niet-huishoudelijk afval een verplichte bijdrage moeten betalen aan Net Brussel.

De reden hiervoor is dat de overheden vaststelden dat veel bedrijven hun verplichtingen met betrekking tot het ophalen van niet-huishoudelijk afval niet nakwamen. Houders van niet-huishoudelijk afval konden in de beoogde regeling onder andere wél vrijgesteld worden indien zij aan Net Brussel het bewijs leverden dat zij beroep doen op externe afvalverwerkers voor het inzamelen van niet-huishoudelijk afval.

De juridische angel zit niet in het principe dat houders van niet-huishoudelijk afval verplicht zouden bijdragen. Daarentegen verzetten diverse private afvalophalers zich tegen de toezichtsbevoegdheid van Net Brussel. Net Brussel biedt immers zelf de dienst aan van het ophalen en verwerken van niet-huishoudelijk afval. Zodoende concurreert Net Brussel met private afvalophalers.

Het Grondwettelijk Hof stelde vast dat Net Brussel en private afvalophalers zich vanuit dit perspectief in een gelijkaardige situatie bevinden. Het Grondwettelijk Hof constateerde dat Net Brussel door de beoogde toezichtsbevoegdheid zicht zou krijgen op de commerciële gegevens van haar private concurrenten, zonder dat Net Brussel haar eigen gegevens zou moeten delen. Het Grondwettelijk Hof besloot daarom dat de betrokken regeling de private afvalophalers discrimineert. Deze discriminatie zou de concurrentiepositie van Net Brussel op de markt van de niet-huishoudelijke afvalophaling ongeoorloofd versterken.

De Raad van State had hier in haar voorafgaandelijk advies voor gewaarschuwd. Met het arrest van het Grondwettelijk Hof wordt de Brusselse ordonnantiegever bij de les geroepen.