Open data belgische jurisprudentie wet
De wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft, werd op 16 mei 2019 in het Staatsblad gepubliceerd. Er is echter nog een lange weg te gaan.
Een vijftien jaar oud idee. De vaststelling dat juridische kennis niet voor iedereen – en zelfs niet voor alle vakmensen – toegankelijk is, is niet nieuw. De herhaalde pogingen om dat te verhelpen, zijn dat evenmin.
De ‘wet Fenix’ van 10 augustus 2005, de vrucht van de in 2001 gestarte hervorming en digitalisatie van Justitie, introduceerde al een interne en een externe databank van de jurisprudentie. De eerste was bedoeld voor de behandeling van juridische dossiers door de leden van eenzelfde jurisdictie, de tweede moest het publiek inzage geven in vonnissen die van belang waren voor de kennis en de evolutie van het recht.
Vijf jaar geleden, op 30 juni 2014, verscheen 'De veer, de Pelikan en de cloud', een verslag van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde over de publicatie van vonnissen.
Dit rapport benadrukte ten eerste de grote verschillen tussen de opperste gerechtshoven – het Hof van Cassatie, de Raad van State en het Grondwettelijk Hof – elk al met een ander publicatiestelsel, en de vonnissen die toegankelijk zijn via het publieke portaal Juridat en private databanken zoals Jura, StradaLex of Jurisquare. Meesters Jean-Pierre Buyle en Adrien Van den Branden, die vaak worden geraadpleegd over de impact van technologie op het recht, wezen eind 2017 in een open brief op het feit dat slechts '0,47% van de vonnissen sinds de Tweede Wereldoorlog' beschikbaar was op Juridat.
Daarnaast wees het rapport ook op het tekort, in alle betekenissen van dat woord, dat voortvloeit uit een willekeurige, deels geprivatiseerde en geselecteerde verspreiding van de jurisprudentie van de hoven en rechtbanken, ondanks de ontwikkeling van de tool JustX-VAJA door de gerechterlijke orde zelf. Door het ontbreken van een wetenschappelijke definitie van de kennis en de verspreiding van de jurisprudentie is de rechtspraak helemaal het arme broertje in de triptiek wetgeving/rechtspraak/rechtsleer.
Tot slot formuleerde de CMRO een aantal aanbevelingen, met op de eerste plaats de wijziging van artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek en de heronderhandeling van de uitgeefcontracten.
Een moeizame afstemming van de normen. Tien jaar geleden verklaarde het Grondwettelijk Hof dat men een vonnis ook anders dan door een volledige voorlezing in openbare rechtszitting publiek kan maken. (Raadpleeg in dit verband de arresten van het Grondwettelijk Hof nr. 1/2009, nr. 36/2009 en nr. 67/2009.)
Twee jaar later ging het Hof van Cassatie hierin mee (Cass. 29 november 2011 (P.10 1766.N)) en bevestigde het dat een 'gedeeltelijke' voorlezing van de rechterlijke beslissing volstaat om aan de doelstelling te voldoen.
In oktober 2015 verklaarde de Raad van State, in verband met een wetsvoorstel voor de aanpassing van de openbaarheid van gerechtelijke beslissingen, dat voor een dergelijk initiatief eerst een grondwetsherziening nodig was.
De drie hooggerechtshoven waren het dus eens over de te volgen weg. De grondwetsherziening werd in januari 2017 gestart en op 29 maart 2019 uiteindelijk door de Senaat aangenomen en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd. Voortaan wordt artikel 149 van de Grondwet dus als volgt gelezen:
"Elk vonnis is met redenen omkleed. Het wordt in openbare terechtzitting uitgesproken.
Het wordt openbaar bekendgemaakt op de wijze bepaald door de wet. In strafzaken wordt het beschikkend gedeelte uitgesproken in openbare terechtzitting. "
Een jaar geleden, op 30 mei 2018, ging een van de workshops tijdens het evenement Equal Day, dat in het teken van de deelmaatschappij stond, over "open recht".
Onder die tot de verbeelding sprekende titel wilden we vooral nadenken over de toegankelijkheid van de jurisprudentie en het delen ervan met iedereen. We verzamelden de meest uiteenlopende spelers in de wereld van het recht rond de tafel.
Zo waren er deelnemers met banden met de magistratuur – het Grondwettelijk Hof en het instituut voor Gerechtelijke Opleiding – en leden van de Europese incubator van de Brusselse balie en van de incubator van avocats.be, vertegenwoordigers van de wereld van de politiek, met de Kanselarij van de Eerste Minister en parlementaire medewerkers, en zelfs mensen uit de bedrijfswereld – bijvoorbeeld van de tool Lex.be – of van verenigingen – zoals de Franse vereniging Open Law.
Een moeizame afstemming van de techniek op de normen. Hoewel alle deelnemers verklaarden dat ze wilden samenwerken aan de toepassing van de bestaande middelen, meldde de pers eind juni dat het kabinet van de Minister van Justitie beslist had om niet te investeren in de VAJA-databank (Vonnissen-Arresten-Jugements-Arrêts), hoewel toen al ongeveer 242.000 arresten van de hoven van beroep en arbeidshoven waren ingescand.
De reden? Een "achterhaalde" technologie en een databank die pas na "twee tot vier" jaar klaar zou zijn.
Misschien. Maar toch dienden meerdere partijen, van de PS tot de N-VA, een wetsvoorstel in dat door de Commissie Justitie werd aangenomen.
Het resultaat is de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft.
Deze tekst verheft zowel in het burgerlijke recht als in het strafrecht de uitspraak van het beschikkende gedeelte van het gewezen vonnis tot principe; de partijen kunnen evenwel in een met redenen omkleed verzoek vragen om het vonnis volledig uit te spreken, en de voorzitter van de kamer die het vonnis heeft gewezen, kan dit in alle gevallen vragen. Dit zal ook het geval zijn als de opname in de databank waarover we het hieronder zullen hebben "onmogelijk" zal zijn.
Deze zeer gedeeltelijke lezing heeft verscheidene gevolgen.
Het gaat enerzijds om de integrale opname van de volledige beslissing in een databank die toegankelijk is voor het publiek. Die toegankelijkheid heeft echter een consequentie: alle gegevens die het mogelijk maken de partijen en andere personen te identificeren, moeten verplicht anoniem gemaakt worden. Anderzijds moet na de uitspraak een volledige kopie van het vonnis op de griffie worden neergelegd en moeten de partijen het kunnen raadplegen. Dit verandert niets aan de noodzaak voor de griffie om het vonnis met een gewone brief aan de partijen kenbaar te maken, zoals dat ook nu gebeurt.
Een blik in de toekomst. Deze wet op zich volstaat uiteraard niet, aangezien de Koning nog de praktische modaliteiten zal moeten regelen van de invoering van de databank en de vereiste anonimisering.
Graag willen we hierbij enkele wensen uiten aan de instanties en personen die deze hervorming in de praktijk zullen brengen.
Om te beginnen hopen we vurig dat over het budget hiervoor evenveel eensgezindheid zal bestaan als over de gedachte achter het wetsvoorstel zelf, dat erin geslaagd is het volledige parlementaire spectrum achter zich te scharen.
Vervolgens zal het volstrekt nodig zijn dat de techniek de principes kan bijbenen, en dat de toekomstige databank wordt opgevat en ontworpen voor zowel de rechtsbeoefenaren als de burgers, vandaag en morgen.
Tot slot kunnen we enkel hopen dat de toekomstige regering zich in haar keuzes zal laten leiden door de vergelijkende studies van deskundigen die zich in dit onderwerp hebben verdiept – zowel in België als in de andere Europese landen – en door de ervaring van de andere Europese lidstaten.
Deze wensen stroken ook met de waarschuwing om niet onverhoeds en tot elke prijs mee te gaan met om het even welke technologische innovatie die bijvoorbeeld de spelers van het snel groeiende Legaltech-domein of de voorstanders van artificiële intelligentie voorstellen. De databank moet in de eerste plaats ontwikkeld worden met moderniteit, gebruiksvriendelijkheid en functionaliteit in gedachten.
Laten we hopen dat deze oproep tot 1 september 2020 gehoor zal vinden en dat de databank zowel het Belgische recht als de burger tot nut zal zijn.
Verwante expertise: Privacy en persoonlijke gegevens