Een overheidsopdracht geplaatst door de UCL betwisten? Niet voor de Raad van State!
Bij vonnis nr. 233.846 van 17 februari 2016 heeft de Raad van State de vordering van een inschrijver tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid van de toekenning van een overheidsopdracht voor werken geplaatst door de UCL afgewezen.
De bepalingen van artikel 24 van de wet van 17 juni 2013 voorzien dat de Raad van State de bevoegde verhaalinstantie is om kennis te nemen van een verzoek tot schorsing wegens uiterst Dringende Noodzakelijkheid, indien de aanbestedende instantie een administratieve overheid is. Ingeval de aanbestedende instantie geen overheid is, is de gewone rechter bevoegd om kennis te nemen van de verhaalprocedure.
De kwestie betreffende de administratieve overheid is complex en heeft al veel inkt doen vloeien. In deze zaak argumenteerde de afgewezen inschrijver dat de rechtspraak zeer verdeeld is over de kwestie of de vrije universiteiten administratieve overheden vormen. Gelet op deze omstandigheden heeft hij, zowel voor de Raad van State als voor de gewone rechter, een verhaalprocedure ingesteld.
In haar arrest herhaalde de Raad van State de rechtspraak van het Hof van cassatie volgens dewelke een privaatrechtelijke rechtspersoon slechts de hoedanigheid van administratieve overheid verwerft in de mate waarin zij beslissingen kan nemen die bindend zijn ten aanzien van derden. Een beslissing tot gunning van een overheidsopdracht aan een bepaalde onderneming eerder dan aan een andere, doet echter geen verplichtingen ontstaan ten aanzien van derden. Hieruit volgt dat de Raad van State niet bevoegd is om een vordering tot schorsing van de uitvoering van een beslissing tot gunning van een overheidsopdracht van de UCL te beslechten volgens de procedure van een uiterst dringende noodzakelijkheid. Een dergelijk verhaal moet voor de gewone rechter worden ingesteld.
Verwante expertise: Overheidsopdrachten en PPP