Toegang tot milieurechtvaardigheid: de Aarhus-verordening wordt gewijzigd
Dit is een belangrijke stap naar een betere toegang tot de Europese rechter in milieuaangelegenheden.
Op 6 oktober 2021 hebben het Europees Parlement en de Raad verordening 2021/1767 aangenomen tot wijziging van verordening 1367/2006 betreffende de toepassing van het Verdrag van Aarhus op de communautaire instellingen en organen (“de verordening van Aarhus”). Dit is een belangrijke stap naar een betere toegang tot de Europese rechter in milieuaangelegenheden.
Doel van de verordening van Aarhus is uitvoering te geven aan het “Verdrag van Aarhus” van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. De Europese Unie is een van de 47 partijen bij het Verdrag en moet dus toezien op de naleving ervan binnen haar rechtsorde.
Op 17 maart 2017 concludeerde het Nalevingscomité van het Verdrag van Aarhus op basis van een klacht die was ingediend door de ngo ClientEarth, dat de EU bij de huidige stand van de verordening van Aarhus en de jurisprudentie van het HvJ-EU in strijd handelt met het Verdrag van Aarhus en de toegang tot de rechter voor individuen vrijwel onmogelijk maakt. Een dergelijk besluit noopte tot een reactie van de Europese instellingen.
Tussen 2017 en 2020 heeft het Parlement verschillende resoluties aangenomen waarin wordt opgeroepen tot wijziging van de verordening van Aarhus. In mei 2018 werd een openbare raadpleging gehouden over dit onderwerp. De Commissie heeft zich er vervolgens in haar Groenpact (mededeling van 11 december 2019) toe verbonden de verordening van Aarhus te herzien. Zo heeft de Europese Commissie op 6 oktober 2020 een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de verordening van Aarhus gepubliceerd. Een jaar later werd verordening 2021/1767 van 6 oktober 2021 aangenomen.
De nieuwe verordening brengt een aantal belangrijke wijzigingen aan in de verordening van Aarhus:
- Van nu af aan kunnen niet alleen ngo’s verzoeken om toetsing van handelingen van EU-instellingen en -organen. Artikel 11 bepaalt dat ook andere leden van het publiek dit kunnen doen als zij aantonen dat zij rechtstreeks worden getroffen door de milieuschade, of dat er een voldoende groot openbaar belang is en dat het verzoek wordt gesteund door ten minste 4000 personen uit vijf lidstaten en dat ten minste 250 leden uit elk van deze staten afkomstig zijn.
- Het toepassingsgebied strekt zich uit tot administratieve handelingen van algemene strekking, niet alleen tot handelingen van individuele strekking;
- De verordening is van toepassing op handelingen die op alle EU-beleidsterreinen worden vastgesteld “met juridische en externe gevolgen en die bepalingen bevatten die strijdig zijn met het milieurecht”;
- De termijnen voor het indienen van een verzoek om herziening van een besluit worden verlengd. De termijn bedraagt nu acht weken, te rekenen vanaf de datum van aanneming, kennisgeving of bekendmaking van het besluit, naargelang welke datum de laatste is. In het geval van nalatigheid bedraagt de termijn acht weken vanaf de datum waarop de handeling had moeten zijn vastgesteld.
Hoewel deze vooruitgang moet worden toegejuicht, betreuren sommigen het dat de EU de gelegenheid niet te baat heeft genomen om staatssteunbesluiten op te nemen. Momenteel is het niet mogelijk om staatssteunbesluiten aan te vechten wanneer deze aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor het milieu. De Commissie heeft echter toegezegd de implicaties van onder meer staatssteunbesluiten en de eventueel te nemen maatregelen tegen eind 2023 te zullen onderzoeken.
Wordt vervolgd...
Verwante expertise: Leefmilieu