Het verbod op reclame voor de esthetische geneeskunde
Op 14 januari bekrachtigde het Grondwettelijk Hof de bepalingen omtrent de reclame voor esthetische geneeskundige ingrepen. Daarmee bevestigde het Hof het principiële verbod van elke publiekgerichte reclame voor ingrepen van esthetische geneeskunde.
Dit publiciteitsverbod voor ingrepen van esthetische geneeskunde kaderen in het gevestigde beleid van de Belgische overheid. De Belgische wetgever beoogt de verdere regulering van de esthetische geneeskunde omwille van het groeiende belang van esthetische geneeskunde en de daarmee samenhangende marketing. Het publiciteitsverbod wordt bovendien kracht bijgezet door zware strafrechtelijke sancties op een schending van dit verbod. De wet viseert “ en
In een vorig arrest verduidelijkte het Grondwettelijk Hof reeds dat “een rechtsgeldig criterium is om het toepassingsgebied van de bepaling af te bakenen . Het Grondwettelijke Hof bevestigde tevens dat
Bovendien vormt het recente arrest een onmiddellijke weerklank van de wetswijziging inzake de btw op de ingrepen van esthetische geneeskunde, die is ingevoerd door de wet van 26 december 2015 houdende de maatregelen inzake de versterking van jobcreatie en koopkracht. Met laatste wet voert de wetgever een coherent systeem in met betrekking tot de handelsdimensie van esthetische geneeskundige ingrepen.
De vele rechtsmiddelen die in het verleden zijn aangewend tegen maatregelen die de esthetische geneeskunde beogen te reguleren, doen vermoeden dat deze laatste wijziging eveneens het voorwerp zal uitmaken van gerechtelijke beroepsprocedures. De beslissing van het Grondwettelijk Hof van 14 januari 2015 zal wellicht het broodnodige kader scheppen om ook die geschillen te beslechten.
Verwante expertise: Gezondheid en sociale zekerheid